René Veenstra (1969) is hoogleraar bij de basiseenheid sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen. Sinds 2000 doet hij onderzoek naar de ontwikkeling van prosociaal en antisociaal gedrag, groepsprocessen bij pesten en de rol van sociale netwerken en sociale normen. Hij is lid van de stuurgroep van GUTS (Growing Up Together in Society), gefinancierd door het ministerie van Wetenschappen met 22 miljoen euro. Dit 10-jarige programma (2023-2032) heeft de ambitie om de optimale kansen voor jongeren te onderzoeken, zowel voor zichzelf als voor de huidige en toekomstige samenleving. Aan subsidies heeft hij meer dan 6M€ als hoofdaanvrager en 30M€ als medeaanvrager binnengehaald. Hij geeft colleges over criminaliteit en veiligheid en primaire sociale orde.
Het vakgebied van zijn leerstoel betreft de sociale ontwikkeling, in het bijzonder van jongeren. Het onder de leerstoel ressorterende onderzoek maakt deel uit van het onderzoeksprogramma ‘Social Networks, Solidarity, and Inequality’ en is gericht op het uitwerken en toetsen van theorieën over de ontwikkeling van prosociaal gedrag (solidariteit, hulpgedrag) en antisociaal gedrag (criminaliteit, pestgedrag). Bij de theorieontwikkeling staat het uitwerken van de mechanismen achter dit gedrag centraal. Om te begrijpen waarom mensen niet alleen prosociaal gedrag maar ook antisociaal gedrag vertonen is inzicht in hun beweegredenen cruciaal. Bijzondere belangstelling daarbij gaat uit naar selectie- en invloedseffecten bij de ontwikkeling van netwerken en gedrag. Daartoe worden onder meer sociale-netwerkprocessen bestudeerd van positieve (vriendschappen) en negatieve relaties (dader-slachtofferrelaties, bijvoorbeeld bij pesten). Bij de empirische toetsing wordt gebruik gemaakt van multivariate statistische analysemethoden, waaronder sociale-netwerkanalyse. De theoretische en empirische inzichten in netwerkprocessen zijn van belang voor interventies, bijvoorbeeld om leerkrachten en leerlingen meer inzicht te geven in de relaties binnen de klas om zo bijvoorbeeld pesten tegen te gaan.
In 1999 promoveerde hij bij sociologie op een onderzoek naar verschillen in prestaties en vorderingen tussen leerlingen in het voortgezet onderwijs (getiteld Leerlingen – Klassen – Scholen). Van 2000 tot 2005 was postdoc bij TRAILS (TRacking Adolescents’ Individual Lives Survey), een onderzoek naar de lichamelijke en geestelijke gezondheid van leerlingen op weg naar de volwassenheid. Hij werd daarna lid van het managementteam van TRAILS. In 2005 werd hij universitair docent bij sociologie, in 2008 universitair hoofddocent en in 2011 adjunct hoogleraar. Hij was in de periode 2007-2011 gasthoogleraar bij de vakgroep psychologie aan de Universiteit van Turku, Finland.
Van 2014 tot 2023 was René Veenstra directeur onderzoek van de vakgroep Sociologie en directeur van het ICS. Het onderzoeksprogramma Sociologie van de Rijksuniversiteit Groningen werd door de Visitatiecommissie Sociologie 2019 beoordeeld met excellent (voor kwaliteit) en zeer goed (voor relevantie en levensvatbaarheid). Het ICS is een van de negen onderzoekscholen in Nederland die subsidie kregen uit de eerste ronde van het NWO-Graduate Programme.
Hij coördineerde, dankzij het Onderwijs Bewijs Actieprogramma, de evaluatie van het KiVa antipestprogramma in Nederland. In 2013 was hij voorzitter van de commissie die onderzoek deed naar de zelfdoding van Fleur Bloemen. In 2015 kreeg hij een VICI-beurs (anderhalf miljoen euro uit de NWO Vernieuwingsimpuls). In 2015 was hij ook een van de finalisten van de Huibregtsenprijs. In 2019 werd hij gekozen als lid van de Koninklijke Hollandsche Maatschappij der Wetenschappen (KHMW). In 2021 werd hij gekozen als lid van de International Society for the Study of Behavioral Development. In 2024 werd hij gekozen als lid van de Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen (KNAW).
Hij publiceerde onder meer in Aggressive Behavior, Child Development, Developmental Psychology, International Journal of Behavioral Development, Journal of Research on Adolescence, en Social Networks. Voor de periode 2010-2015 was hij Associate Editor van de Journal of Research on Adolescence. Voor dat tijdschrift redigeerde hij een in september 2013 verschenen themanummer getiteld Network and Behavior Dynamics in Adolescence.
Op 15 oktober 2013 hield hij zijn inaugerele rede als hoogleraar.